Op Prinsjesdag kwam het demissionaire kabinet Rutte IV toch nog met een verrassing bij de vermogensbelasting voor sparen en beleggen in box 3: de regering wil het belastingtarief voor vermogen namelijk versneld verhogen.

Voor 2023 geldt een belastingtarief van 32 procent in box 3 en het plan was oorspronkelijk om dit in 2024 te laten stijgen naar 33 procent. Het kabinet gooit er echter een schepje bovenop en verhoogt het tarief voor de vermogensbelasting komend jaar naar 34 procent.

Om de vermogensbelasting is momenteel veel te doen, waarbij verschillende zaken spelen. Zo treft het kabinet voorbereidingen om in 2027 een nieuw stelsel in te voeren voor de vermogensbelasting dat deels gebaseerd is op daadwerkelijk behaalde rendementen voor sparen en beleggen.

Voor de jaren van 2023 tot en met 2026 is sprake van een overgangsregeling. Daarbij kijkt de fiscus wel naar de daadwerkelijke hoeveelheid spaargeld en overige bezittingen/beleggingen van belastingplichtigen. Hiervoor wordt echter nog steeds gerekend met een fictief rendement om de opbrengst uit sparen en beleggen te bepalen.

Voor dit jaar is het fictieve rendement op spaargeld vastgesteld op 0,36 procent en het rendement op overige bezittingen (beleggen) op 6,17 procent. Via een vrij complexe berekening wordt over het voordeel uit sparen en beleggen 32 procent belasting geheven.

Komend jaar gaat het belastingtarief echter omhoog naar 34 procent, terwijl de vrijstelling in box 3 zowel in 2023 als in 2024 op 57.000 euro is geprikt. Het bedrag van het heffingsvrije vermogen gaat dus niet omhoog.

De fictieve rendementen die in 2024 gelden, liggen naar verwachting dicht bij de huidige percentages voor fictief rendement van respectievelijk 0,36 procent voor sparen en 6,17 procent voor beleggen.

Dit betekent dat je een schatting kunt maken van het effect van het hogere belastingtarief. Gelet op het grote verschil tussen het fictieve rendement op spaargeld en beleggingen, is duidelijk dat het hogere belastingtarief vooral aantikt voor huishoudens met belastbare beleggingen.

We laten dit hieronder zien aan de hand van drie voorbeelden, deels met behulp van deze tool van berekenhet.nl.

Hoger tarief vermogensbelasting in 2024: alleen sparen of ook beleggen

Eerst kijken we naar een belastingplichtige die niet belegt en een ton spaargeld heeft, waarvan dus 57.000 euro is vrijgesteld in zowel 2023 als 2024.

In de tabel hieronder is te zien dat de belastingdruk in dit geval relatief laag is en blijft: de 1-tonner heeft op basis van het fictieve rendement en de berekende heffingsgrondslag een verondersteld voordeel uit sparen en beleggen van 154 euro. Hoe deze berekening precies in z'n werk gaat, kun je hier nagaan aan de hand van voorbeelden van de Belastingdienst.

In 2023 resulteert het berekende voordeel van 154 euro bij een belastingtarief van 32 procent in een te betalen belasting van in totaal 49 euro in box 3. Met een 2 procentpunt hoger belastingtarief wordt dat 52 euro.

Dan de situatie van een belastingplichtige die spaart en belegt. We nemen hier als voorbeeld iemand die een ton spaargeld heeft en een ton aan beleggingen. Dit keer speelt dus niet alleen het veronderstelde rendement van 0,36 procent op sparen mee, maar ook het fictieve rendement van 6,17 procent dat geldt voor beleggingen.

Het gevolg is dat het voordeel uit sparen en beleggen in deze situatie uitkomt op 4.661 euro. Belast je dit tegen 32 procent, dan rolt daar een bedrag van 1.492 euro uit dat de fiscus opeist. Bij een belastingtarief van 34 procent in 2024 gaat het om 1.585 euro. Een verschil van 93 euro.

Tot slot kijken we naar een belastingplichtige met een wat groter vermogen, die meer belegt dan spaart. Twee ton staat op een spaarrekening en drie ton zit in beleggingen.

In dit geval komt het berekende fiscale voordeel uit sparen en beleggen uit op 17.011 euro. Voor 2023 levert dat 5.444 euro aan te betalen belasting op en tegen het hogere belastingtarief van 34 procent wordt dat 5.784 euro. Een verschil van 340 euro.

Zwaard van Damocles hangt boven vermogensbelasting in box 3: Hoge Raad kan heffing afwijzen

Het voorstel dat het kabinet heeft gedaan bij het Belastingplan voor 2024 moet nog wel door de Tweede en Eerste Kamer. Hierbij speelt bovendien nog een andere kwestie.

De heffingsmethodiek voor box 3 die is bedacht voor de jaren van 2023 tot en met 2026, ligt onder vuur. Volgens een maandag gepubliceerd advies van de advocaat-generaal van de Hoge Raad is met name het fictieve rendement op beleggingen discutabel.

Belastingheffing naar een gemiddeld beleggingsrendement leidt volgens de advocaat-generaal altijd tot "discriminatie van de ondergemiddelden en privilegiëren van de bovengemiddelden."

De advocaat-generaal stelt dat de huidige overgangsregeling voor box 3 wat betreft spaargeld waarschijnlijk realistischer is, maar daardoor "vergroot die wet waarschijnlijk juist de willekeur bij de bezitters van ander vermogen."

De overgangsregeling schendt daardoor volgens de advocaat-generaal "het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht minstens evenzeer en even systemisch" als de oudere regeling voor de vermogensbelasting, waar de Hoge Raad al een streep door heeft gezet.

Het advies van de advocaat-generaal wordt doorgaans opgevolgd door de Hoge Raad. Als dit inderdaad gebeurt, dan staat de hele belastingheffing in box 3 voor 2023 tot en met 2026 op losse schroeven en moet het kabinet Rutte, of het nieuwe kabinet dat na de verkiezingen van 22 november aantreedt, met een alternatief komen.

LEES OOK: Prinsjesdag: 11 fiscale maatregelen voor 2024 die je portemonnee raken – extra verhoging belastingtarief op vermogen in box 3